woensdag 3 november 2010

H4

De consument staat centraal. Hij draagt zelf bij aan de totstandkoming en groei van media en heeft dus een participerende rol. Wanneer je een strategie gaat ontwikkelen moet je weten wat de doelgroep beweegt en wat deze met media doet.
Participatiecultuur: mensen nemen interactief deel aan allerlei activiteiten. Consumenten gaan actief deelnemen aan de creatie, circulatie en interpretatie van media.
Drie kenmerken voor de mate van participatie:
Interpretatie: wisdom of crowds (publiek actief betrokken bij de betekenisbepaling van een cultuuruiting)
Reconfiguratie: user generated content (bijv. Weblog, Hyves, YouTube)
Constructie: cocreatie (toevoegen van nieuwe elementen)

Binnen de participatiecultuur wordt de consument aangeduid met de term ‘Generatie C’. Deze mensen (vooral jongeren) die ongeacht hun leeftijd informatie op het internet beschikbaar stellen en privacy soms nauwelijks belangrijk lijken te vinden. Ze zijn belangrijk voor het effect van crossmediaconcepten. Ze delen boodschappen met vrienden. Zo kun je een strategie ontwikkelen die veel publiciteit kan genereren.

De sleutelwoorden bij sociale media zijn ‘samenwerken’en ‘informatie delen’. Het bestaat uit intereactie tussen mensen. Er is dus sprake van verkeer over en weer.

Kenmerken van sociale media:
Communicatie in de vorm van conversatie/dialoog
Actueel: de inhoud wordt continu geüpdatet
Deelnemers zijn mensen en geen organisaties
Openheid en transparantie
De inhoud is deelbaar via de niieuwste technologie door middel van gadgets en embed-codes.
Samenwerken, maken, pull-in in plaats van push-medium.
Toegankelijk
Makkelijk doorzoekbaar en democratisch georganiseerd

ntermedialiteit: wisselwerking tussen verbeeldingsprincipes van twee of meer media, waardoor er nieuwe verbeeldingsprincipes ontstaan.

Sociale netwerksites: user generated content, bijv. Hyves, Facebook. Vier soorten: vriendensites, zakelijke sites, sites die mensen met een gemeenschappelijk interessepatroon aan elkaar verbinden, community’s voor bedrijven.

Zeven bouwstenen voor het sociale web: identiteit, aanwezigheid, relaties, conversaties, groepen, reputatie, delen.

Weblogs/blogs: websites waarop door bloggers regelmatig nieuwe berichten worden gepubliceerd waarop mensen vervolgens weer kunnen reageren en waarbij het nieuwste bericht bovenaan staat.
Zes typen weblogs: persoonlijke weblogs, specialinterest- of bedrijfsweblogs, gesponsorde weblogs, corporate weblogs, communicatie- of kennismanagementtool, microblogs.

Mash-up: en website die informatie en diensten van twee of meer externe databronne haalt en deze met elkaar combineert.
Vier soorten mash-ups: combineren, verzamelen, zoeken, aggregeren.

Widgets kom je vooral tegen bij social network sites. Facebook is koploper op dit gebied.

Er zijn 3 webgeneraties: Web 1.0 was vooral gefocust op de technologie van het web zelf. Belangrijk bij Web 2.0 is user generated content. Het grootste verschil is dat bij Web 1.0 vooral informatie werd gegeven en bij Web 2.0 is een grote mate van interactiviteit. Er wordt dus ook informatie gegeven en niet meer alleen gekregen. Alles is dynamischer. Web 3.0 wordt ook wel het semantische web genoemd en geeft betekenis aan alle dingen die er op internet te vinden zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten