woensdag 3 november 2010

Stellingen


Crossmedia concepten zijn sociale concepten: een succesvol crossmediaal concept kan alleen bestaan op basis van een (online) community.

Ik ben het niet eens met de stelling. Een crossmediaal concept hoeft zeker niet verbonden te zijn aan een online community. Via diverse media zoals: krant, tv en radio worden regelmatig verwijzingen gemaakt naar websites. Om de bekendheid te vergroten en om een grotere groep te bereiken zijn Online communitys zeker handig maar noodzakelijk is het niet.

Stelling 2
Transmediale storytelling en de mogelijkheid om hier een brede variëteit van entry points aan te bieden dragen bij aan de inzetbaarheid (en het succes) van een crossmediaal concept.

Wij zijn het eens met de stelling door verschillende entry points hebben worden meer mensen naar bepaald product gelokt. Elk medium voegt iets anders/nieuws toe aan het concept. Hierdoor kunnen mensen op verschillende manieren het verhaal volgen. En blijven ze meer bij hangen.

Stelling 3
Voor marketingcommunicatie en reclame is een afhankelijke / geïntegreerde conceptaanpak effectiever dan een autonome / transmediale aanpak.

Wij zijn het niet eens, want een afhankelijke/geintergreede conceptaanpak hoeft niet per definitie effectiever te zijn dan een autonome/transmediale aanpak. Het hangt er maar net van af welke doelgroepen etc. je wilt bereiken.

Stelling 4
Over 5 jaar bestaat er geen verschil meer tussen crossmediale concepten en sociale media: een succesvol crossmediaal concept is dan alleen nog te realiseren op basis van een effectieve social media-strategie.

Wij zijn het hier niet mee eens, omdat niet iedereen gebruik maakt van twitter etc. Als je jongeren wilt bereiken dan kan het heel effectief zijn. Over 5 jaar moeten ook ‘’ouderen’’ die niet gebruik maken van dat soort media, bereikt worden. Dat kun je dan wel doen alleen zal het minder effect hebben.

H5

Samenvatting van hoofdstuk 5 uit het boek ‘’Basisboek crossmedia concepting’’, geschreven door Indira Reynaart

5.         Crossmedia concepting

Een crossmediaal concept is een creatief strategisch ontwerp om beoogde doelstellingen te bereiken via storytelling en een crossmediale inzet. Het is uitgangspunt voor een format, campagne of misschien wel een pervasive game. Vaak wordt bij de ontwikkeling van een crossmediaal concept de volgende stappen onderscheiden:
1. een doel(stelling) formuleren;
2. via een boodschap een doel bereiken;
3. de boodschap verpakken in een verhaal;
4. het verhaal afstemmen op de consumenten, hun mediagebruik én de ‘specifieke eigenschappen’ van het medium;
5. het verhaal verspreiden via verschillende media;
6. de consumenten bereiken, met hen communiceren en de dialoog centraal stellen.

Tijdens deze fase worden de behoeften en wensen in kaart gebracht en worden de verschillende mogelijkheden op elkaar afgestemd. Bovendien vindt er tijdens de ontwikkeling van een crossmediaal concept een uitgebreid proces plaats waarin verschillende richtingen verkend worden en de juiste vorm gekozen moet worden. Een goed concept is mediumonafhankelijk en direct te vertalen naar vormgeving en content.

De ontwikkeling van een concept bestaat samengevat uit de volgende gedetailleerde workflow:
1. strategie: missie, vissie, strategie, briefing, debriefing
2. conceptualiseren: SWOT-analyse, concurrentieanalyse, partnershipanalyse, doel/volggroep, brainstormen, storytelling, mediumspecificiteit, usability, relevantie, cocreatie, coherente stijl, projectvoorstel, pitchen
3. productie: ontwerp, vormgeving, technieken, content
4. lancering: oplevering, distributie, onderhoud, update

Een briefing wordt vaak begeleid door een briefing, ofwel ‘het geven van achtergrondinformatie, aangevuld met probleemstellingen, aanwijzingen, wensen en voorschriften’ (Petersen & Holzhauer, 1992). De functie van briefing is informeren, inspireren en controleren. Het briefingsproces bestaat feitelijk uit zes briefings. Aan de klantzijde zijn dit de marketing- en communicatiebrief en aan de bureauzijde de opdrachtbrief, de debrief naar de klant, de creatieve brief naar het team van creatieve mensen en de debrief binnen het bureau. De briefing bestaat over het algemeen uit de volgende twaalf punten:
  1. strategie en huidige positionering van het merk;
  2. probleem en opdracht van de klant;
  3. beschrijving van de doelgroep(en) en/of volggroepen;
  4. communicatiedoelstellingen;
  5. propositie: de belofte die je aan je doelgroep doet;
  6. onderbouwing van de propositie: dit kan je ideeën geven voor je concept;
  7. visuele identiteit: richtlijnen voor de vormgeving;
  8. tone of voice: richtlijnen voor de aanspreekwijze;
  9. voorkeur voor marketingcommunicatie-instrumenten en media;
  10. budget;
  11. tijdsplanning;
  12. bijlagen.

Bij debriefing worden minimaal de volgende onderdelen onderscheiden:
-          aanleiding van de opdracht;
-          achtergrondinformatie van de opdracht;
-          opdrachtgever;
-          opdrachtnemer (+contactgegevens);
-          probleemstelling van de opdracht;
-          doelstelling van de opdracht;
-          acties en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.

Een sterkte-zwakteanalyse is een analyse waarbij op basis van sterktes en zwaktes en kansen en bedreigingen, strategische beslissingen te nemen. Een sterkte-zwakteanalyse kent de volgende stappen:
  1. de interne factoren beschrijven;
  2. de externe factoren beschrijven;
  3. de confrontatiematrix invullen;
  4. de strategie bepalen.

De interne en externe factoren die uit een sterkte-zwakteanalyse naar voren komen, dienen als hulpmiddel voor het in kaart brengen van de factoren die invloed hebben op de bedrijfsvoering.
Je vergroot je eigen kansen als je de concurrentie goed in de gaten houdt. Het volgende stappenplan zou uitgevoerd kunnen worden:
  1. Maak een lijst van de producten en/of diensten die jouw opdrachtgever aanbiedt.
  2. Maak een opsomming van de belangrijkste afnemers van de verschillende producten en/of diensten, de consumenten dus.
  3. Maak een overzicht van de belangrijkste concurrenten.
  4. Maak een overzicht van de product- marktcombinaties.
  5. Combineer de gegevens in een schema.
  6. Stel vast wat sterke en zwakke punten zijn ten opzichte van je concurrenten.
  7. Benut sterke punten en de kansen die naar voren komen uit het concurrentieonderzoek.

De analyse van mogelijke partnerships kun je het beste in bijvoorbeeld een werksessie samen met de betrokken partijen in beeld brengen. Daarbij geven zij aan wat hun belang is en hoe zij hun rol zien.

Als uitgangspunt voor een concept moet er een doelgroep worden geformuleerd. Hierna worden de communicatie(-effect)doelstellingen worden vastgelegd op drie niveaus: kennis, houding en gedrag.De bëinvloeding van mensen verloopt ook volgens deze drie stappen. Wanneer je een goed onderzoek wilt doen naar de doelgroep, moet je dit doen op verschillende niveaus:
  1. Verkennend doelgroep/volggroeponderzoek
  2. Verdiepend doelgroeponderzoek
  3. Toetsend doelgroeponderzoek

Om het effect van de communicatie te kunnen meten, is het van belang de doelen zo concreet mogelijk te beschrijven, bij voorkeur door middel van SMART: specifiek, meetbaar, aanwijsbaar en tijdgebonden. Een brainstormsessie is bedoeld om snel inzicht te krijgen in de verschillende perspectieven die er zijn om het onderhavige probleem op te lossen. Er zijn verschillende methoden en technieken voor brainstormen. Afhankelijk van de briefing, de probleemstelling en het onderwerp wordt gekozen voor een bepaalde methode. Enkele methodes zijn:
-          Klassieke brainstormsessie
-          Nominale brainstormsessie
-          Anonieme brainstormsessie
-          Integrerende brainstormsessie

Bij conceptontwikkeling is het belangrijk dat je trends en ontwikkelingen op tijd herkent. Trendwatchers houden in de gaten wat de ontwikkelingen zijn op het gebied van media, technologie, mode, design, levenshouding, enzovoort. Trends en ontwikkelingen worden vaak op vier niveaus onderzocht:
-          Producttrends
-          Markttrends
-          Consumententrends
-          Maatschappelijke trends

Wanneer een concept is vastgesteld, is het van groot belang dat dit concept gevisualiseerd wordt.
Hierna is het belangrijk dat je gaat nadenken over welke crossmediale conceptvorm je gaat toepassen op je creatieve concept. Het is belangrijk dat je zorgt voor samenhang en verbintenissen tussen de verschillende media die je gebruikt voor je crossmediale concept. Op deze manier maak je je concept compleet. Hierna kies je een stijl die een positief effect heeft op de uitstraling van een crossmediaal concept. Deze stijl draagt ook bij aan de herkenning door de gebruiker. Voordat je je concept kunt presenteren, is het belangrijk dat je de stijl waarvoor je gekozen hebt (met andere woorden, de visuele identiteit) laat terugkomen, zodat de opdrachtgever direct weet waar hij aan toe is. Hierna stel je een projectvoorstel op. Tot slot is het goed om een samenvattend presentatieboek of pitchdocument, een mooi vormgegeven publicatie uit te reiken aan je opdrachtgevers, zodat zij na afloop nog het een en ander kunnen doorlezen.

H4

De consument staat centraal. Hij draagt zelf bij aan de totstandkoming en groei van media en heeft dus een participerende rol. Wanneer je een strategie gaat ontwikkelen moet je weten wat de doelgroep beweegt en wat deze met media doet.
Participatiecultuur: mensen nemen interactief deel aan allerlei activiteiten. Consumenten gaan actief deelnemen aan de creatie, circulatie en interpretatie van media.
Drie kenmerken voor de mate van participatie:
Interpretatie: wisdom of crowds (publiek actief betrokken bij de betekenisbepaling van een cultuuruiting)
Reconfiguratie: user generated content (bijv. Weblog, Hyves, YouTube)
Constructie: cocreatie (toevoegen van nieuwe elementen)

Binnen de participatiecultuur wordt de consument aangeduid met de term ‘Generatie C’. Deze mensen (vooral jongeren) die ongeacht hun leeftijd informatie op het internet beschikbaar stellen en privacy soms nauwelijks belangrijk lijken te vinden. Ze zijn belangrijk voor het effect van crossmediaconcepten. Ze delen boodschappen met vrienden. Zo kun je een strategie ontwikkelen die veel publiciteit kan genereren.

De sleutelwoorden bij sociale media zijn ‘samenwerken’en ‘informatie delen’. Het bestaat uit intereactie tussen mensen. Er is dus sprake van verkeer over en weer.

Kenmerken van sociale media:
Communicatie in de vorm van conversatie/dialoog
Actueel: de inhoud wordt continu geüpdatet
Deelnemers zijn mensen en geen organisaties
Openheid en transparantie
De inhoud is deelbaar via de niieuwste technologie door middel van gadgets en embed-codes.
Samenwerken, maken, pull-in in plaats van push-medium.
Toegankelijk
Makkelijk doorzoekbaar en democratisch georganiseerd

ntermedialiteit: wisselwerking tussen verbeeldingsprincipes van twee of meer media, waardoor er nieuwe verbeeldingsprincipes ontstaan.

Sociale netwerksites: user generated content, bijv. Hyves, Facebook. Vier soorten: vriendensites, zakelijke sites, sites die mensen met een gemeenschappelijk interessepatroon aan elkaar verbinden, community’s voor bedrijven.

Zeven bouwstenen voor het sociale web: identiteit, aanwezigheid, relaties, conversaties, groepen, reputatie, delen.

Weblogs/blogs: websites waarop door bloggers regelmatig nieuwe berichten worden gepubliceerd waarop mensen vervolgens weer kunnen reageren en waarbij het nieuwste bericht bovenaan staat.
Zes typen weblogs: persoonlijke weblogs, specialinterest- of bedrijfsweblogs, gesponsorde weblogs, corporate weblogs, communicatie- of kennismanagementtool, microblogs.

Mash-up: en website die informatie en diensten van twee of meer externe databronne haalt en deze met elkaar combineert.
Vier soorten mash-ups: combineren, verzamelen, zoeken, aggregeren.

Widgets kom je vooral tegen bij social network sites. Facebook is koploper op dit gebied.

Er zijn 3 webgeneraties: Web 1.0 was vooral gefocust op de technologie van het web zelf. Belangrijk bij Web 2.0 is user generated content. Het grootste verschil is dat bij Web 1.0 vooral informatie werd gegeven en bij Web 2.0 is een grote mate van interactiviteit. Er wordt dus ook informatie gegeven en niet meer alleen gekregen. Alles is dynamischer. Web 3.0 wordt ook wel het semantische web genoemd en geeft betekenis aan alle dingen die er op internet te vinden zijn.

H3

Conceptontwikkeling is het uitwerken van een thema, verhaal of idee dat tot de verbeelding spreekt. De doelgroep wil iets beleven wat voor hem relevant is en het merk wil graag in gesprek met de consument.
Voor een goed crossmediaal concept is het belangrijk: dat je weet wat de verschillende mogelijkheden zijn, je moet kijken waar de consument zich bevindt, hoe de content van het ene medium zich verhoudt tot wat er in het andere medium gezegd wordt en hoe je de verschillende media precies inzet.

De aard van crossmedia
Van Vliet zegt dat er bij crossmedia verschillende soorten cotent met een bepaalde relatie tot elkaar worden verspreid over meerdere kanalen. Voor het onderzoeken van crossmediale basisrelaties gebruikt Van Vliet het model van semioloog Charles Peirce. Peirce onderscheidt in relaties 3 verschillende tekens:
- Een iconische relatie (overeenkomsten)
- Een indexicale relatie (verwijzend)
- Een symbolische relatie (esthetisch)
Deze verschillende tekens geven een beeld van de manieren waarop crossmediastrategie ingezet kan worden.

Drijfveren van crossmedia
Je hebt drie soorten drijfveren:
- Technologische drijfveren
- Economische drijfveren
- Culturele drijfveren

Er zijn drie verschillende vormen van crossmediale relaties. Iconisch, indexicaal en symbolisch. Deze relaties zijn nauw verbonden met de verschillende conceptvormen die het crossmediale concept kent. Bij het crossmediale concept worden twee vormen onderscheiden: het transmediale (autonome) concept en het geïntegreerde (afhankelijke) concept. Deze twee conceptvormen zijn heel verschillend en worden voor verschillende doelstellingen ingezet. Het accent van de contentrelaties ligt binnen het transmediale concept vooral op de symbolische relatie en het geïntegreerde concept wordt vooral gekenmerkt door idexicale relaties. Aan de hand van deze strategie kunnen deze twee conceptvormen elkaar snijden, ze zijn dus nooit volledig transmediaal of volledig geïntegreerd.
Crossmedia hebben ook te maken met het omarmen van de fan cultuur. Fanproducties zijn erg populair. Fans genereren nieuwe verhalen, niet alleen als reactie op reguliere afleveringen, maar ook op elkaars producten door de toegankelijkheid en gebruikersvriendelijkheid van het web. Nieuwe verhalen en ideeën worden meegenomen in de verdere ontwikkeling van een concept of merkt. De rol van de consument verandert hierdoor enigszins in de rol van de producent. Het entertainment supersysteem.
Transmediale concepten kunnen entertainmentsuper systemen worden. Vaak zijn dit concepten, een figuurtje of een groep figuren die in eerste instantie zijn ontwikkeld voor kinderen en later steeds groter worden. Dit supersysteem is cultuur, generatie en leeftijdoverschrijdend en vaak hoort er bij een entertainment supersysteem een heel scala aan productlijnen. Een entertainment supersysteem is niet per definitie een geanimeerd figuurtje, ook echt bestaande personen kunnen dat worden. Bijvoorbeeld ik Amerika Jack Sparrow of in Nederland Sonja Bakker.

H2

Belangrijke aspecten bij het uitzetten van een crossmediale aanpak: storytelling, mediumspecifiteit, usability, relevantie en cocreatie. Zo kan een de consument gestimuleerd worden actief deel te nemen, ook kan ene goed concept een sterke virale werking hebben zodat de verspreiding van de content onder de consumenten zelf plaatsvindt. (mond-tot-mondreclame)

Storytelling is hetvertellen van gebeurtenissen in woorden, beelden en geluiden. De verhalen worden verteld voor vermaak en om dingen over het leven te leren. De essentiële elementen van verhalen zijn: characters, een begin, een middenstuk en een plot. Storytelling werd vroeger gedaan met woorden die werden ondersteund door gebaren.

Storytelling
-Impliciete storytelling
Brengt een visuele voorstelling of een object bij mensen naar voren. Het is een verhaal dat ze met hun eigen fantasie invullen.

-Expliciete storytelling
Hierbij wordt een menselijke factor ingezet(een verteller) die de lezer of luisteraar door het verhaal heen lijdt.

Mediumspecificiteit

Bij mediumspecificiteit houdt men rekening bij een crossmediaal met datgene wat een medium onderscheidt van andere media. Voorbeelden, de tv(groot bereik, emotionele impact)Internet(interactiviteit) Welk medium je kiest is afhankelijk van de specifieke eigenschappen.
Mediumneutraal: om verschillende media optimaal te kunnen gebruiken moet je over de grenzen van media heen denken.

Bij het opzetten van een crossmediaal campagne moet je rekening houden met de volgende factoren:
1. wie je wilt bereiken
2. waar je publiek fysiek is
3. wat je probeert te doen

Usability
Het opbouwen van een langetermijnband met je consument is erg belangrijk.
Usability: de mate waarin gebruikers in een bepaalde gebruikersomgeving een product kunnen gebruiken om hun doelen te bereiken.

Kenmerkende termen:
• product
• gebruikersomgeving
• effectiviteit
• efficiëntie
• naar tevredenheid
• klantvriendelijkheid

relevantie
relevantie is de mate waarin de dialoog de juiste boodschap bevat op het juiste moment via het juiste middel. Het gaat er niet om dat je zoveel mogelijk kanalen inzet, maar dat je de juiste kanalen gebruikt.

cocreatie

Wordt ook wel open innovatie genoemd. Cocreatie kan voor verschillende doelen worden ingezet:productontwikkeling, aanpassen van een product. Er zijn 4 bouwstenen voor cocreatie:
Dialoog, toegankelijkheid, risicoanalyse, transparantie.

checklists
stappen in het cocreatieproces:
1. duidelijke doelstellingen bepalen voor project
2. uitzoeken wie de juiste klanten zijn
3. met klanten werken om zo te weten te komen wat zij willen
4. gezamenlijk producten/systemen ontwikkelen
5. interne weerstand tegen verandering overwinnen

mediakeuze

Bij een ontwikkeling van een concept moet je bepalen welke media je wanneer en in welke combinatie je gaat gebruiken. Vragen die je hierbij kunnen helpen zijn
- doelgroep
- doelstelling
- middelen
- content

woensdag 27 oktober 2010

H1

H1

Ideale vorm van communiceren is 1 op 1 communicatie, omdat de dialoog 2 kanten op gaat.
Nieuwe ontwikkelingen zorgen ervoor dat nieuws op een bijna perfecte manier kan worden weergeven. Tijd en locatie maakt niet meer uit.

Mediamix is het versterken van een specifiek boodschap en er worden verschillende media gebruikt. Het kan ook zijn dat men een succes wil herhalen via één medium. Blockbusters zijn ’high concepts’ die de volgende kenmerken hebben: een gemakkelijk te communiceren idee, een gemakkelijk te begrijpen idee en een geavanceerde reclame- en marketingstrategie.

Web 1.0: banners en tekstlinks werden ook opgenomen in de mediamix. Internet was erg statisch en er was van crossmedia nog geen sprake.
Web 2.0 dynamisch internet, interactief, gebruikers kunnen toepassingen aanpassen aan eigen wensen gebruiker krijgt de macht.
Empowermen= gebruiker heeft mogelijkheden, zelf macht in handen. Het heeft bijgedragen aan opkomst cross-media via internet is niet-lineair; de boodschap is ongebonden aan tijd en locatie, web is deelbaar, eenvoudig en toegankelijk, gebruiker genereert zelf content wisseling.
Technische visie: multichanneling, dezelfde content over verschillende kanalen verspreiden
Marketingvisie: mediamix staat in dienst van het campagne-idee --> creativiteit & effectiviteit
Definitie crossmediale communicatie volgens crossmediasector: ‘De crossmediasector is de sector die producten en diensten levert op het gebied van beeld, geluid, en data met gebruikmaking van radio, televisie, het internet, mobiele apparaten, prints en events in een cross-sectoraal verband’

Bij concepting gaat het erom dat de continuïteit van een merk gehandhaafd wordt door communicatie. Wanneer een merk continue hetzelfde gedachtegoed vertegenwoordigd dan legt de consument hier sneller contact mee. Bij concepting komt het product ook pas na de communicatie.

Crossmediaal denken, hieruit volgt dat consumenten participeren in het mediaproces en ook het recht nemen dit te doen. Een voorbeeld hiervan is een weblogs waar mensen hun mening geven over producten en diensten en deze meningen met elkaar delen. Crossmediaal denken kan er dan voor zorgen dat producenten gehoor geven aan deze meningen en behoeften van consumenten om ze vervolgens uit te nodigen om samen nieuwe ideeën te genereren en bestaande diensten te verbeteren.